Infantania / Paul Koek / Veenfabriek

Luuk Zonneveld over Infantania in de groene Amsterdammer:

 

Infantania

 

Negen jonge spelers, de afstudeerklas van de toneelschool van Utrecht aan de HKU, zijn een tijdlang gaan logeren op de zolders van de Veenfabriek, de muziektheaterformatie van Paul Koek c.s. in het Leidse Scheltemacomplex. Zij bereidden daar de laatste voorstelling voor die ze tijdens hun opleiding zullen maken. Van wat ze zich hebben voorgenomen te doen weet ik niets. Maar dit is wat ik op 1 april, hun opening night (en verre van een grap) heb waargenomen. De zolder is groot, er passen, naast de performers, nog net vijftig toeschouwers in. De spelers, geluidsmakers, muzikanten, performers, dansers, verkleedkistcircusnummers, stand-up comedians, zangers – want dát zijn ze allemaal – hebben ieder voor zichzelf een soort thuisbasis gemaakt, een kamertje, een tent, een verhoog, whatever. En van daaruit opereren ze in de centrale optreedruimte tussen hun plekken, een vlakke-vloer-‘podium’ van enkele vierkante meters, meer is het niet. Hun stof is bijeen vergaard materiaal, flarden tekst, een brok Pinter, een dwarrel Monty Python, interviews met mensen die korrelige en onaffe en ongepolijste antwoorden geven. Als we naar boven lopen horen we in het trappenhuis de namen van de bronnen. Eenmaal boven blijken ze die bronnen ook voornamelijk zelf te zijn. De spelers vormen een ontwakende gemeenschap in een krakende en piepende stad. Ze komen langzaam tot leven. Misschien spelen ze lieden die zich van ver weg naar hier hebben verplaatst, om een nieuw oeroord van vrijbuiters te stichten. Dat blijkt bij goed luisteren nog hun meest traceerbare bron, het Mahagonny-_materiaal, over de vrijstaat _‘mitten im whisky’ van Weill en Brecht. Hun handtekening leveren ze aansluitend af in een vertolking van Seeräuber Jenny uit de beroemde opera die maar drie stuivers kost. U heeft dat alom gekende nummer beslist nog nooit zo gezien of gehoord als hier. Het is een heerlijke klas, en hier heeft u hun namen: Maxime Vandommele, Tessa Friedrich, Samya Ghilane, Joep Hendrikx, Yamill Jones, Olivier van Klaarbergen, Liza Kollau, Dennie Lukkezen, Birgit Welink. Ik heb ze als klas ruim een jaar geleden zien spelen in een prachtige versie van Shakespeare’s Othello door NTJong, in de regie van Hans van der Boom. Toen: een energieke troep, fysiek sterke vertolkers met een geweldige tekstbehandeling en een krachtige dictie. Dat zijn ze nog altijd, dat hebben ze nog altijd in huis. Maar ondertussen ook: individueel gegroeid, uitgezwermd, op stage geweest. Ze hebben een eigen spelsignatuur ontwikkeld, ze zijn individueel meer persoonlijkheid geworden. En collectief hecht aan en door elkaar gegroeid, tot een tijdelijke entiteit die ze Infantania noemen. Met een knipoog naar hun kinderlijke onschuld. Maar ook naar een soort dwergstaatje van Spaanse infanten, kroonprinsen van het toneel, nieuw voetvolk, zij die zich aandienen, zij die eraan komen. De avond dat ik erbij was speelden ze ons en hun zolder en elkaar op een plezierige manier aan flarden – de-sterren-van-de-hemel heette dat in oude recensies. Maar ijdele sterrentoneelspelers, dat zijn deze kroonprinsessen en kroonprinsen niet geworden. Drie uur zonder pauze gingen voorbij voor we het in de gaten hadden. Ongetwijfeld met grote dank aan hun hospita’s en landlords van de Veenfabriek. Magische theateravond!